Artikelen
..:: ARTIKELEN ::..
01. Klachtenbehandeling binnen het traject van KIND & CONSULT
.::Voor u gelezen::..
..::Leuk om te lezen::..
01. Patronen doorbreken
Negatieve gevoelens en gewoonten herkennen en veranderen
Hannie van Genderen, Gitta Jacob & Laura Seebauer
ISBN 978 90 5712 355 9
02. De giraf en de jakhals in ons
Over geweldloos communiceren
Justing Mol
03. De lichaamsstaal van je kind.
De lichaamssignalen van je kind begrijpen.
Dr. Richard-Woolfson (Uitgeverij De Driehoek Amsterdam)
ISBN 9060306015
04. Huilen Boos zijn en Ruzie, omgaan met emotie bij kinderen van 0 t/m 8 jaar
Het boek richt de aandacht op het belang van het zelfvertrouwen van het kind
Hanneke van Hasselt-Mooy
ISBN 9066653787
05. Kinderen vragen om duidelijkheid
Uit de serie rondom het kind, een boek over het waarom van duidelijke grenzen stellen
Hans Jansen
ISBN 90-8506-247-0
06. Positief omgaan met kinderen
Een boekje over manieren die de omgang tussen ouders en kinderen op een positieve manier kan beïnvloeden
Ina Bakker & Margriet Husmann
ISBN 9-789023-244288
Klachten over de behandeling binnen het traject van KIND & CONSULT
Zoals u weet ben ik geregistreerd lid van de Nederlandse Vereniging van pedagogen en onderwijskundigen (NVO) ik zal mij dus houden aan de beroepscode van de NVO.
De beroepscode gaat uit van het volgende referentiebeeld: een goed pedagoog is:
een (ortho) pedagoog die zorgvuldig handelt, vanuit professionele competentie en verantwoordelijkheid, geleid door respect voor de mens, en gericht op het belang en het welzijn van de ander.
Als u desondanks niet tevreden bent over de gang van zaken binnen mijn praktijk, neem dan alstublieft contact met mij op. Door er samen over te praten hoop ik achter de oorzaak van de ontevredenheid te komen en kunnen we wellicht een oplossing zoeken.
Een klacht indienen
Mocht het komen tot het indienen van een klacht dan kunt u dit schriftelijk doen.
Vanuit de NVO is er een regelement voor het College van Toezicht en het College van beroep.
Klachten dienen schriftelijk en met redenen omkleed per aangetekend schrijven te worden ingediend bij het bureau van de NVO ter attentie van de amtelijk secretaris van het College van Toezicht. U schrijft minimaal uw naam, adres en woonplaats. Mijn naam en correspondentieadres. En de omschrijving van de klacht. Zo mogelijk de artikelen van de beroepscode waarop de klachts betrekking heeft. (Deze artikelen kunt u bij mij opvragen). Anonieme klachten worden niet door het College van Toezicht in behandeling genomen. Het College van Toezicht besluit binnen twee weken of de klacht in behandeling wordt genomen. U krijgt hierover bericht even als over de verdere gang van zaken.
Tot zover een beknopt overzicht, meer uitgebreide informatie is te lezen in de informatiebrochure bij mij op de praktijk.
Adres van de Nederlandse vereniging van Pedagogen en Orthopedagogen:
NVO
Catharijnesingel 47
3511 GC Uitrecht
030 2322407
01. PSYCHOLOGIE & PRAKTIJK - Sociale vaardigheidstrainingen voor kinderen, Indicaties, effecten, knelpunten.
Redactie: Annematt Collot d’Escury-Koenings, Tineke Snaterse & Ellen Mackaay-Cramer. Uitgever: Swets & Zeitlinger (ISBN 90 265 1445 X). Het boek is bestemd voor professionals, een paar zaken die voor ouders van belang kunnen zijn heb ik belicht.
VOOR WELKE TYPE KINDEREN
De kinderen die het advies krijgen om een training sociale vaardigheden te volgen zijn veelal de kinderen die niet beschikken over voldoende vaardigheden om zich gepast te handhaven in hun relatie met andere kinderen. Zij worden niet geaccepteerd, afgewezen of genegeerd door hun leeftijdgenoten. Vaak zijn ze impulsief en onhandig in het leggen van contacten, het kind weet niet hoe het een gesprekje kan beginnen of hoe het er voor kan zorgen dat anderen rekening met hem/haar houden. In hun onmacht reageren zij soms angstig, agressief of sociaal onaangepast, hetgeen hun sociale contacten niet ten goede komt. Maar voor een goede (psycho-sociale) ontwikkeling van kinderen is het omgaan met anderen – gezinsleden, leeftijdgenoten en belangrijke volwassenen – juist zo onmisbaar.
Gaat het verwerven van sociale omgang met andere kinderen en grote mensen dan niet vanzelf? Meestal wel, soms niet. Vandaar dat het zo belangrijk is om te zoeken naar de reden van het niet goed verlopen van de manier van contact maken met elkaar. Volgens de schrijvers moet het probleem en de oplossing ervan niet alleen gezocht worden bij het kind zelf. Het hele systeem van relaties binnen de school en het gezin moet betrokken worden, het doel is immers een effectieve sociale vaardigheidstraining.
WELK VAARDIGHEIDSPROGRAMMA?
Welk programma is erg afhankelijk van wat een kind binnen school en gezin mist of tekort komt en vooral wat het dan wel nodig heeft om onderling sociaal contact te maken en te onderhouden. Gaat het bij dit kind om het aanleren van gedragsmatige vaardigheden of gaat het om de manier waarop het kind op sociaal gebied problemen oplost en de mate waarin het in staat is om het standpunt van een ander te begrijpen/waarderen? Uiteindelijk gaat het er om dat een kind het aangeleerde altijd en overal kan gebruiken. Dat de training moet aansluiten bij het dagelijks functioneren is hierbij van groot belang. De vorm en de inhoud van de sociale vaardigheidstrainingen dienen daarom afgestemd te zijn op de specifieke aard van de tekorten. Het is van belang dat dit onderzocht wordt en dat er een diagnose wordt gesteld, liefst door een orthopedagoog of een psycholoog. Voor een goede behandeling is immers zorgvuldige diagnostiek nodig.
Er zijn programma’s gericht op de sociale vaardigheidsbenadering, waarin men er vanuit gaat dat afgewezen, gepest of genegeerd worden meestal een gevolg is van een tekort aan (verbale en motorische) sociale gedragingen. Het doel van deze training is dat het kind positieve gedragingen aanleert en het negatieve gedrag wordt gestopt. Kinderen leren door middel van rollenspel, goede voorbeelden zien, het nadoen van nieuw gedrag, het krijgen van complimentjes en het leren geven ervan, langzaam hun nieuwe vaardigheden aan.
Ook zijn er programma’s die gericht zijn op de sociaal-cognitieve benadering. Hierbij gaat men er van uit dat alles wat kinderen op sociaal gebied kunnen, te maken heeft met hun vermogen om informatie te verwerken en problemen op te lossen. Kinderen leren om de sociale situatie waarin ze zitten goed te begrijpen. Om sociaal vaardig te zijn moet een kind een interactie (wisselwerking) leren zien tussen zichzelf en de ander. Ze leren om zich in de gedachten en gevoelens van anderen te verplaatsen. Ook leren ze om systematisch na te denken over de gevolgen van hun gedrag. Deze “techniek” van middel-doel-denken is geschikt voor zowel sociaal teruggetrokken kinderen als sociaal voor agressieve kinderen.
Er is ook nog de zelfcontrole-benadering. Hierbij zijn de programma’s van toepassing op kinderen die sociale problemen hebben als gevolg van negatieve emoties of gebrekkige emotie/impulsbeheersing, zoals zeer snel erg boos worden. Binnen deze training leren de kinderen vooral probleemoplossingsvaardigheden, zelfinstructie- en zelfcontrolestrategieën voor de voor hun moeilijke situatie’s. Er wordt gewerkt met dagelijkse gedragscontracten en een positieve kijk op alle goed gelukte acties.
Waar het om gaat is dat een kind uiteindelijk nieuwe vaardigheden heeft aanleert, dat dit gedrag kan blijven voortduren en dat het kind het gedrag in allerlei situatie’s weet te gebruiken. Het meest werkbaar voor het kind is het, als de ouders en de leerkrachten goed weten wat er op de training wordt geleerd en dat zij betrokken zijn. Meestal zijn er aan een training ook een aantal ouderavonden gekoppeld en een aantal bijeenkomsten voor de leerkracht. Soms geven de leerkrachten een training ingebed in hun lessen. Het kind heeft ouders en leerkracht nodig om te komen tot het optimaal verwerven van het nieuwe gedrag. Dit heeft alles te maken met het feit dat het geen probleem is van het kind alleen, maar dat het een zaak is van alle relaties rond om het kind.
WAAR WORDEN DE TRAININGEN GEGEVEN?
Soms wordt een training zoals “ik kan goed onderhandelen” in het basisonderwijs, het speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs gegeven.Een sociaal-vaardigheidsprogramma in de klas, gekoppeld aan een taalmethode voor het speciaal onderwijs, komt ook voor.
Attitudeverandering door middel van pestprojecten op scholen zijn ook bekend. Het programma “zeg nou zelf” is een preventieprogramma ter bevordering van de sociale vaardigheden van kinderen in de bovenbouw van de basisschool. Dit programma wordt ook wel eens aangeboden door het schoolmaatschappelijk werk of jeugdmaatschappelijk werk.
Een sociale vaardigheidstraining zoals “leer samen spelen” wordt ook via een Riagg aangeboden. Er zijn ook particuliere praktijken voor psychologie en opvoedingsondersteuning die de trainingen aanbieden.
De instanties die interventieprogramma’s aanbieden zijn heel divers, evenals de diagnostische fase, die er al dan niet aan vooraf gaat. Veelal worden de kosten van de training vergoed door ziektekostenverzekering of gemeente. Het kan ook zijn dat ouders de kosten (gedeeltelijk) zelf moeten betalen. Op blz. 281 staat een overzicht van de in het boek besproken (19) trainingen en programma’s.
Om problemen op latere leeftijd te voorkomen is het zinvol om goed onderzoek te doen naar waar het kind en zijn directe omgeving een tekort of behoefte aan heeft. Als deze diagnose helder is, dan kan men samen met de onderzoeker tot een plan van aanpak komen. Dit plan kan zijn, het volgen van een training in bijvoorbeeld sociale cognities en sociale vaardigheden.
02. Wat ouders niet weten - Een boek over hechting, verlangen naar liefde en angst voor liefdesverlies
Dit boek gaat over hechting, verlangen naar liefde en angst voor liefdesverlies. Geschreven door Lietje van Bladeren, Lietje is psychiater en heeft zich verdiept in de levensfasen van het kind. Het boek is bestemd voor ouders die graag willen weten wat er in hun kind omgaat. Twello Van Tricht uitgeverij ISBN 90 73460 476
OVER WELKE LEVENSJAREN?
Lietje schrijft dat de eerste jaren van een kind van cruciaal dus van doorslaggevend belang zijn voor verdere psychologische/geestelijke/mentale ontwikkeling. Een goede hechting is daarbij van erg groot belang. Als ouders in staat zijn om hun kind van jongs af aan het gevoel te geven dat het begrepen, gewaardeerd en bemind wordt door zich echt te verplaatsen in wat er in hun kind omgaat, kan er onnodig leed worden voorkomen.
WAAROVER GAAT HET BOEK?
Het boek gaat dus over de relatie of de verhouding tussen de baby-moeder/vader/verzorger.
Deze relatie ontwikkelt zich mede op basis van identificatie dus op basis van vereenzelviging en vormt de basis voor alle latere relaties in een mens zijn leven.
Identificatie of vereenzelviging of vaststelling van identiteit betekend dat je het kind ziet zoals je zelf bent, alsof je zelf die half-, één-, tweejarige bent.( Niet andersom dus, alsof jou gevoelens die van hem/haar zijn, omdat hij zo op je lijkt).
Maar identificatie wordt door Lietje beschreven als het ‘baby plus moeder’ zijn, het opnieuw aanvoelen, kennen en waarderen van het kind-zijn in elke leeftijdsfase.
Identificatie betekend dat je je zelf beleeft als ‘nu ben ik Sander van, twee jaar’ nu voel ik zo als hij. Ik verlang, ben bang, ben boos, ben verdrietig en ook blij, zoals mijn kind kan zijn.
Als ouder zie je op die manier de werkelijkheid van je jonge kind. Praten kan het kind nog niet: Ik, baby, vertel wat ik voel, wat er is, wat ik wil, op mijn manier, en dat is zonder woorden. Ik, baby, huil, lach, kijk tevreden. Dit is dus wat het kind voelt en denkt.
Ouders die van kindgevoelens niet weten, zullen bijvoorbeeld ten onrechte van zichzelf uit, denken: Hij wil doorgaan met spelen, of: hij wil lekker bij ons zitten. Identificatie vraagt van ouders telkens het loslaten van eigen, volwassen invullingen om zo het kind het gevoel te geven dat zijn ouders hem begrijpen en waarderen.
Identificatie stimuleert dat een kind voelt: mama ziet wat ik doe, kan, probeer, graag wil. Ze weet dat en vindt me lief.
Identificatie is de basis voor een wederkerige ‘ontwikkeling van het wij-gevoel’. Voor het kind is dit later weer van belang omdat het minder risico loopt een gevoel van angst, jaloersheid, vervreemding en onmacht te ontwikkelen en daarmee kan uiteindelijk het risico op gewelddadig gedrag afnemen.
WAT KOMT ER AAN DE ORDE?
Lietje geeft een beschrijving van de psychische ontwikkelingsfase van de mens van 0 tot 4 jaar. Ze doet dit kort en helder in de vorm van voorbeelden per leeftijdfase. Bij elke fase schenkt ze aandacht aan wat het kind denkt en voel. Wat er gebeurt in de kind – ouderrelatie, wat de moeder/vader/oma doet en wat het tot gevolg heeft. Lietje maakt gebruik van korte verhaaltjes als voorbeeld. Tot slot geeft ze een aantal aandachtspunten die gaan over angst. Het boek bevat een behoorlijk uitgebreide lijst met verklaring van termen en begrippen.